Spring naar inhoud

Homeopathie

Homeopathie komt van homoion pathos (Gr.) dat ‘gelijksoortig lijden’ betekent. Hiermee wordt bedoeld dat er een homeopathisch middel wordt gezocht dat lijkt op het ziektebeeld van de patiënt. Het gelijksoortige wordt behandeld met het gelijksoortige, ofwel similia similibus curentur, het basisprincipe van de homeopathie. Hieronder staat beschreven hoe Samuel Hahnemann, grondlegger van de homeopathie, op dit idee is gekomen.

Samuel Hahnemann (1755-1843), arts en chemicus, stuitte in de medische literatuur op een verhandeling over het gebruik van kinabast (China officinalis) tegen malaria. Hij had zelf kort  daarvoor een soortgelijke ziekte gehad, waardoor zijn interesse werd gewekt. Inmiddels gezond probeerde hij kinabast op zichzelf uit. Daarbij kreeg hij verschijnselen van malaria. Hij probeerde ook andere stoffen op zichzelf uit en kreeg (andere) ziektesymptomen. Hahnemann raakte ervan overtuigd dat ziektes worden genezen door medicijnen die het vermogen hebben een gelijksoortige aandoening te veroorzaken, een calendulagedachte waaraan Hippocrates, oude Hindoestaanse wijzen en andere personen uit de medische geschiedenis al eerder refereerden. Homeopathische middelen zijn allemaal beproefd door gezonde mensen, die na inname van een stof nauwkeurig de ontstane symptomen noteerden (het zgn. prooven). Hierdoor heeft de homeopaat van vandaag de beschikking over een ruim arsenaal aan middelen waaruit hij het passende middel kan selecteren.

Hahnemann ging de dosis van zijn geneesmiddelen verkleinen vanwege de medicinale effecten (anders dan de genezende effecten) die de middelen veroorzaakten. Dit verkleinen van de dosis gebeurde volgens een vaste formule en hierdoor werd het principe van potentiëring ontdekt. Door verdunnenhomeopathische middelen en krachtig schudden van de oorspronkelijke stof, ontvouwt zich de genezende kracht van het middel. Ook vandaag de dag worden de middelen op deze manier bereid.

Homeopathische middelen zijn kleine korrels die het zelfherstellend vermogen prikkelen en de afweer versterken, met vrijwel geen bijwerkingen.